Zo had ik het niet afgesproken met mezelf. Het is zondagavond 21.00 uur en pikdonker in mijn tent. Hier op 4700 meter hoogte heb je geen last van lichtvervuiling. Over twee uur zou ik uitgerust en relaxt aan mijn klim naar de top van de Kilimanjaro beginnen en nu weet ik niet hoe ik het heb.
Het lijkt wel of ik in een sauna lig. En dan eentje waar de temperatuur beetje bij beetje naar grote hoogte wordt gebracht. Ik kan me niet heugen het ooit zo warm gehad te hebben. Ik voel me beroerd, duizelig, het zweet gutst van mijn lijf. Ik moét mijn tent uit. In paniek rits ik mijn slaapzak en de tent open. Pfff… frisse lucht. Ik kan weer ademen én denken. En gelijk gaan de stemmetjes in mijn hoofd de strijd met elkaar aan. ‘Waar ben je mee bezig? Dit ga je niet redden! Je bent te zwak. Je hebt al twee dagen niet gegeten. Dit kun je nu niet!’ klinkt de schelle stem, de stem van mijn ‘reptielenbrein’. ’Maar je bent al zover gekomen. Dit is je enige kans om de top, de summit te bereiken, weet je nog? Je zei: ‘al moet ik kruipend naar boven, ik ga het halen’. Je bent er bijna. Hier kom je voor, je bent sterk!’ Deze stem, ik noem haar mijn ‘masterbrein’, stelt me gerust. Mijn reptielen- en mijn masterbrein gaan vaak met elkaar in gesprek. De eerste probeert me te ontmoedigen omdat hij me wil beschermen tegen teleurstellingen. Hij praat op me in en wil dat ik stop. Gelukkig trekt deze avond mijn masterbrein aan het langste eind. Hij pept me op en zorgt ervoor dat ik bij de les blijf en dat ik me niet laat beinvloeden, door niets of niemand! Ik probeer nog wat te rusten en af te koelen, nu slapen niet meer lukt. Ik verzamel al mijn spullen en verlaat mijn benauwende ‘sauna’ om me alvast voor te bereiden en te kleden voor de klim. Het valt allemaal niet mee. Alles gaat in een laag tempo en ik voel me slapjes. Ik probeer wat thee te drinken, maar dat roept al kokhalzen op. Ik krijg het nauwelijks naar binnen. Dat belooft wat. Ondertussen kijk ik om mij heen hoe de activiteit in het kamp ontstaat en zie kleine groepjes vertrekken, het kamp uit op weg naar de summit. Dat is wat ik zo ook ga doen. Ik geef mezelf een schop onder mijn kont en ga van start. Ik weet wat ik wil en sowieso is terug kruipen in mijn tentje en achterblijven in het kamp niet aanlokkelijk. Frisse lucht past veel beter in mijn situatie. Gelukkig draagt mijn gids mijn rugzak en hoef ik alleen maar zo dicht mogelijk achter hem aan te blijven lopen. Het komt erop neer dat wanneer ik val, ik tegen hem aan val en hij mij overeind kan helpen. Dat is voor nu mijn beste strategie. Van start gaan is eigenlijk niet meer dan hele kleine stapjes zetten. Daar gaan we. Voetje voor voetje schuifelend door dik puin de winderige berg op, letterlijk in een slakkentempo. De wind giert om ons heen. Het is ook nog eens, door de weinige sterren, aardedonker. Het enige wat ik zie zijn lichtstraaltjes van andere ‘treintjes’ met voortkruipende klimmers op de berg. Nog minimaal zeven uur te gaan. Lees de rest in mijn boek.
0 Opmerkingen
Je opmerking wordt geplaatst nadat deze is goedgekeurd.
Laat een antwoord achter. |
MarleenMijn blog is mijn podium voor ondernemers omdat ik geloof dat gedeelde kennis groei bevordert. Elke tip, trick en inzicht is een stap in de richting van collectief succes – en dat is waar mijn passie voor schrijven tot leven komt. Archieven
November 2024
|